Lucas 8:40-56

Geliefde gemeente. In Nederland is het de norm dat de ambulance binnen vijftien minuten na de telefonische melding bij iemand moet zijnals het gaat om een levensbedreigende situatie. Stelt u het volgende zich voor! Een kind van twaalf jaar is in levensgevaar. De vader belt 112 op en de ambulance zal binnen 15 minuten komen. De familie wacht gespannen. Die minuten gaan zo langzaam voorbij. De vader hoort op een gegeven moment een sirene in de verte. De vader wacht voor de deur van het huis, maar de ambulance komt steeds maar niet. Wat blijkt? De ambulance wordt tegengehouden door een buurvrouw die achter zijn huis woont. Zij is al lang ziek en vraagt nu hulp van het ambulancepersoneel. Die vader loopt snel daar naar toe en kan dan zijn ogen niet geloven. De ambulancebroeder is rustig die achter buurvrouw aan het helpen. Dit is te bizar voor woorden.

En toch is dat precies wat er hier gebeurt in Lucas 8. Een kind is in levensgevaar! Een meisje, twaalf jaar oud. En haar vader, Jaïrus rent naar Jezus toe. Hij knielt voor Jezus op de grond en hij smeekt Jezus om mee naar zijn huis te komen. Dat Jaïrus dit doet, dat is niet vanzelfsprekend. Jaïrus komt uit de hoogste kringen in de stad Kapernaüm. Hij is een leider van de synagoge. Dan ga je niet zo snel voor iemand op de knieën, zeker niet bij de rabbi Jezus die toen omstreden was in de ogen van de joodse leiders. Maar het kan Jaïrus allemaal niets schelen. Zijn dochter ligt op sterven, en hij is er vast van overtuigd: bij die bijzondere rabbi moet ik zijn! ‘Meester, kom, alstublieft… kom snel!’

Als er nou één reden is om je te haasten, om alles op alles te zetten en te rennen, dan is het toch wel een kind dat in levensgevaar is! Jezus gaat ook mee. Meteen! En toch… Toch gebeurt er iets waardoor alles stagneert. Het moet voor Jaïrus totaal onbegrijpelijk zijn. Alsof de ambulancebroeder de achterbuurvrouw gaat behandelen. En toch: het gebeurt!

In het gedrang van de menigte is er een vrouw, die zich tussen de mensen door wringt en van achteren Jezus nadert. En dan, als ze dicht bij Jezus is, raakt ze de zoom van Zijn mantel aan. Het is een vrouw die al twaalf jaar aan bloedverlies lijdt en die al haar bezit aan artsen uitgegeven had, maar door niemand genezen had kunnen worden. Wat moet het afschuwelijk zijn geweest voor die vrouw. Twaalf jaar ellende. Bovendien gold zij door dat bloedverlies ook als onrein (Leviticus 15:25-31). Niemand mocht haar aanraken. En zelfs alle spullen die zij aanraakte, mochten door anderen niet aangeraakt worden. Met andere woorden: zij raakte totaal geïsoleerd van de gemeenschap. En in de synagoge mocht zij ook helemaal niet komen. De hele wereld van Jaïrus was voor deze vrouw verboden terrein. Al twaalf jaar lang. Net zolang als er in het huis van Jaïrus een vrolijke kinderstem klonk. Twaalf jaar lang is deze vrouw diep van binnen gewond en wanhopig.

Deze vrouw raakte de zoom van Jezus’ mantel aan. Om precies te zijn: de kwast van Zijn kleed. Een Joodse gebedsmantel (talliet) heeft kwastjes aan de zomen. En op de hoeken extra grote kwasten. Dat noem je de tsietsiet.

 

Waar zijn die kwastjes voor? Die kwastjes zijn een herinnering aan Gods verbond met Zijn volk. Die tsietsiet laat zien: ‘Jij hoort bij God. Jij bent van Hem!’ (Numeri 15:40). En nu heeft die vrouw gedacht: ‘Als ik dat teken van het verbond aanraak, aan de mantel van Jezus, dan is het genoeg!’ Deze wanhopige vrouw heeft Jezus ontdekt als de Heiland, de Heelmaker en zij stelt al haar vertrouwen op Hem!

Wat gebeurt er daarna? Dat vertrouwen, dat geloof, dat is volkomen terecht! Op het moment dat ze de zoom van Jezus’ mantel aanraakt, houdt onmiddellijk het vloeien op. Wat een genezing is dit! Maar Jezus draait Zich om en zegt: ‘Wie heeft Mij aangeraakt?’ ‘Meester,’ zeggen de discipelen, ‘iedereen raakt U aan. Het is één gedrang.’ ‘Nee,’ zegt Jezus, ‘iemand heeft Mij aangeraakt, want Ik heb gemerkt dat er kracht van Mij uitgegaan is.’ Trillend komt deze vrouw naar voren. Zij valt voor Jezus neer en dan staat er: ‘Ze legde ten overstaan van de hele menigte uit waarom ze Hem had aangeraakt en hoe ze meteen was genezen.’

De basis voor de genezing van deze vrouw is niet haar aanraking van Jezus’ mantel, maar haar geloof in Jezus. Haar geloof komt vervolgens tot uiting in haar getuigenis ten overstaan van iedereen. Belijden en getuigen! Jezus geeft deze vrouw geen berisping, maar bemoediging. In plaats dat zij door haar aanraking Jezus onrein heeft gemaakt, heeft Jezus haar daardoor juist rein gemaakt. ‘Uw geloof heeft u gered, mijn dochter, ga in vrede.’, zegt Jezus in vers 48.

Waarom noemt Jezus haar ‘dochter’? Van wie is deze vrouw een dochter? Ze is een dochter van het verbond, ze is een dochter van God! Daarom moet Jezus de tijd nemen om in het openbaar deze dochter van God rein te verklaren. Eindelijk, na al die jaren, breekt de vrede door! Jezus schenkt haar genezing en heling. Deze geliefde dochter van God is niet alleen genezen van haar ziekte. Zij is ook geheeld. Jezus heeft haar bevrijd uit haar isolement, uit haar wereld vol angsten, en uit haar innerlijke wonden. Zij kan nu weer relatie hebben met anderen. Zij kan weer tot haar recht komen. Vrede, sjaloom, heelheid is dit.

Maar terwijl Jezus nog spreekt, komt er een boodschapper aan. Hij rent naar Jaïrus. ‘Uw dochter is gestorven. Val de Meester niet langer lastig.’ Jaïrus… zijn wereld stort in! Hoe kan dit gebeuren? ‘Meester, wat heeft U mij aangedaan? U had er al veel eerder kunnen zijn bij dat meisje...’ En dan kijkt Jezus Jaïrus aan. Ogen vol rust en vol liefde. ‘Wees niet bang, maar geloof, dan zal ze worden gered.

Jaïrus moet de timing van Jezus in twijfel hebben getrokken. Herkent u dit ook uit uw eigen leven? Misschien heeft u voor iets of voor iemand al jaren gebeden, maar het lijkt er op dat God nog steeds bezig is met iemand anders en nog geen aandacht schenkt aan uw gebed. Het lijkt er op dat u steeds hoort: ‘Er zijn nog zoveel wachtenden voor u ...’ Maar hou vol! Heb geduld. Bid onophoudelijk! Uit dit verhaal leren we: Geloven betekent vertrouwen op Gods zorg. En geloven betekent ook dat we Gods timing accepteren!

Huil niet,’ zegt Jezus, ‘zij is niet gestorven, maar zij slaapt.’ Voor Hem is de dood een slaap. Iedereen in dat huis lacht Hem uit. Jezus stuurt ze weg: voor ongeloof is hier geen plaats. Jezus blijft alleen achter met Jaïrus en zijn vrouw, en met Petrus, Jakobus en Johannes, Zijn getuigen. Hij pakt de hand van het meisje en zegt: ‘Talita koem!’ (Marcus 5:41) of ‘Meisje, sta op!’. Het meisje opent haar ogen en staat onmiddellijk op. Wat een wonder is dit!

Ook dit meisje is een dochter van God. Al twaalf jaar. En ook in haar leven toont God Zijn verbondstrouw, na die twaalf jaar. Bij God gaat de redding van de één niet ten koste van de redding van de ander. Als Jezus de één aan het redden is, blijft Hij, tegelijkertijd, oog houden voor de ander.

Jezus maakt de dochter van Jaïrus weer levend. Jezus schenkt haar genezing en heling. En niet alleen aan haar, maar ook aan haar vader en moeder, haar familie. Hieruit zien we dat als iemand ziek of gewond is, de familie ook mee lijdt. Zoals bij Jaïrus. De Heer Jezus weet het ten volle. Hij heeft oog voor de familie van de zieken en Hij geeft om hen.

Aan ieder die worstelt met ziekte en pijn (lichamelijk of psychisch), aan iedere familie die de zieken omringt, klinken de woorden van Jezus nog steeds tot ons: ‘Wees niet bang, maar geloof!’ ‘Geloof’, dat wil zeggen: Vertrouw op Jezus! Hij heeft alle macht in de hemel en op aarde. Vertrouw ook op Zijn tijd!  

Twee dochters van God in ons verhaal krijgen genezing en heling. Godzijdank! Wij mogen weten: het maakt niet uit of het een nieuwe ziekte is (zoals de dochter van Jaïrus) of oude ziekte is (zoals de bloedvloeiende vrouw), God heeft oog voor Zijn kinderen!

Genezing en heling vinden echter niet altijd plaats, zoals wij graag zouden willen. Het kan zijn dat iemand genezen is van ziekte, maar vindt geen heling. De ziekte is weg, maar die persoon is nog niet geheeld. Er is bijvoorbeeld nog steeds bitterheid of boosheid als het gevolg van de ziekte. Maar het kan ook zijn dat iemand (nog-) niet genezen is van ziekte, maar vindt toch heling. De vrede van God, die alle verstand te boven gaat, vervult die persoon, zodat hij/zij rust en vrede heeft in het hart ondanks dat de ziekte en pijn er nog is.

Vanwege de coronapandemie zijn wij op één of andere wijze gewond, of wij jong of oud zijn, de één meer dan de andere. Wij missen de vrijheid, het samenzijn, het warme handschudden na de eredienst. Velen kunnen niet tot hun recht komen. Daarnaast, los van de pandemie, kunnen we als mensen nog steeds worstelen met de last van het verleden, de wonden in onze harten. Ook in de onderlinge relatie met elkaar in de kerk. De GKIN wil hieraan aandacht geven en luisteren naar wat God te zeggen heeft. Daarom luidt het jaarthema 2022 van de GKIN: ‘De kerk waar genezing en heling plaatsvindt’. De uitgebreide uitleg van het Ministerium over dit thema kunt u lezen op de website van de GKIN. 

Geliefde gemeente. Wat wij ook mee maken in dit leven, bij de Heer Jezus is er altijd hoop!Elisabeth Kübler-Ross, een Zwitsers-Amerikaans psychiater die bekend is met de vijf fases van het rouwproces, heeft iets mooi geschreven. ‘Mensen zijn als glas-in-loodramen. Ze schitteren en stralen wanneer de zon schijnt. Maar wanneer de duisternis invalt is hun schoonheid alleen zichtbaar als er een licht van binnenuit schijnt.’

Inderdaad. In goede tijden, in voorspoed, in de sterke jaren schijnt de zon als het ware over ons leven en wij kunnen daardoor schitteren en stralen, groeien en bloeien. Maar in slechte tijden, in tegenspoed, in de zwakke jaren lijkt het er op dat de zon niet meer schijnt. Het wordt donker. Maar als christenen weten we ten diepste dat Jezus het Licht is die ons leven van binnenuit verlicht. Door Christus in ons hart kunnen we nog steeds schijnen te midden van het donker, te midden van de gebrokenheid. Er is hoop, genezing, en heling voor de gewonden.

Amen