Genesis 41:1-13, 25-27

Geliefde gemeente. Net als in de Online Landelijke Eredienst 3 weken geleden, wil ik u vandaag opnieuw meenemen in het leven van Jozef. De levensloop van Jozef is zo bijzonder. Van de diepste diepte is hij geklommen tot de hoogste hoogte. Van de put (toen hij gegooid werd door zijn broers), naar de gevangenis (toen hij werd belasterd door de vrouw van Potifar), eindigt hij in het paleis als de onderkoning van de farao. Tegenwoordig zegt men: ‘Van zero tot hero.’

Jozef was 17 jaar toen hij weg moest van zijn ouderlijke huis en verkocht werd als een slaaf door zijn broers. Ongeveer net zo oud als de jongeren in Amstelveen en Den Haag die onlangs belijdenis hebben afgelegd. Jongeren van 17 jaar zien over het algemeen het leven hoopvol, maar Jozef niet. Als hij later bij de farao in dienst komt, is hij 30 jaar. Dat betekent: gedurende 13 jaar leefde Jozef als een slaaf en als een gevangene. 13 jaar lang tegenspoed. Een woestijnreis kunnen we zeggen. Een reis vol droogte, te midden van de hete zon, en zonder uitzicht.

God werkt Zijn plan uit in het leven van Zijn kinderen, ondanks dat wij dat niet kunnen zien en begrijpen. Gods wegen zijn ondoorgrondelijk.

Zou Jozef direct vrijgelaten worden nadat hij de betekenis van de droom van de schenker vertelde, ging hij waarschijnlijk terug naar zijn oude huis of werkte hij weer als slaaf in Egypte. Dan zou hij waarschijnlijk niet eindigen in het paleis. Heb vertrouwen in de Heer, want Zijn plan is het beste.

Jozef ontvangt niet alleen Gods zegen, maar Hij leeft tot een zegen voor anderen. In onze Schriftlezing kunnen we samen leren uit het leven ven Jozef hoe wij tot een zegen kunnen zijn. Wat zijn de sleutels tot een zegen in het leven van Jozef?

1. Wees een zegen, ondanks dat mensen je slecht behandelen, ondanks dat mensen je vergeten.

Jozef heeft de schenker en de bakker geholpen. Hij heeft hun dromen uitgelegd, en inderdaad: zijn uitleg bleek exact de juiste. Hij heeft het nederig gevraagd aan de schenker om aan hem te denken, hem te helpen zodat hij vrijkom.

Uit de woorden van Jozef aan de schenker (Genesis 40:14-15) zien we dat Jozef niet gevallen is tot negativiteit of bitterheid. Jozef maakt geen verwijten. Hij noemt zijn broers niet, hij noemt Potifars vrouw niet, hij zegt alleen: ‘Ik ben onschuldig. Denk aan mij, als u uw toppositie aan het hof weer hebt ingenomen.’ En dan staat het zo tragisch aan het eind van hoofdstuk 40: ‘De schenker dacht echter niet meer aan Jozef, hij vergat hem.’

Ik kan me best voorstellen. De eerste dagen na de vrijlating van de schenker sprong het hart van Jozef op, elke keer als de deur van de gevangenis openging, luisterde hij scherp: ‘Iemand voor mij?’ Maar er gingen weken voorbij, weken waarin Jozef dacht: ‘Ja, natuurlijk, zo snel kan het ook niet, de schenker moet een goed moment uitzoeken.’ Maar de weken werden maanden, de maanden werden twee jaar.

Is het niet herkenbaar? De wereld waarin we leven is een gebroken wereld, een wereld waarin mensen zich maar wat graag laten helpen, maar vervolgens hun helpers vergeten. Een wereld waarin je stank voor dank krijgt. Een wereld die je gewoon aan je lot overlaat, een wereld die zonder jou verder gaat. Misschien maakt u dit persoonlijk mee. Dat u gekwetst bent of ontmoedigd wordt, omdat de anderen hun belofte aan u niet waarmaken.

Jozef kwijnt weg in dat donkere hol, maar hier in dít hoofdstuk komt de grote ommekeer in het leven van Jozef. Door Gods ingrijp. Mensen kunnen je slecht behandelen, maar weet dat God voor je zorgt en God kan alles tot het goede keren. Mensen kunnen je vergeten, maar weet dat God je niet vergeet.

2. Wijs naar de liefhebbende God en niet naar iets anders of naar jezelf.

We hebben het gelezen, Farao droomt. Farao laat al zijn droomuitleggers aanrukken, al de geleerden en de wijzen van Egypte, maar niemand weet raad. En dan, eindelijk, is er opeens weer die schenker die over Jozef vertelt. Meteen wordt Jozef opgehaald, hij wordt gewassen, geschoren, krijgt mooie kleren aan en daar staat hij dan, te midden van al die pracht en praal van het paleis, Jozef, de vergeten gevangene. ‘Ik heb een droom gehad,’ zegt Farao. ‘Niemand kan hem uitleggen, maar van jou wordt gezegd, dat je een droom alleen maar hoeft te hóren, om hem te kunnen uitleggen.’ Voel je de spanning in die zaal? Al die geleerden, met hun toverboeken en occulte kunsten, ze staan nu met een mond vol tanden. En dan hier: een Hebreeuwse slaaf. Farao’s laatste hoop. ‘Majesteit, ik kan geen dromen uitleggen. Dat is niet aan mij, maar aan God!’, zegt Jozef.

Hier worden we eraan herinnerd dat de basis van ons leven niet ligt bij de wetenschap, niet bij menselijk kunnen, bij menselijke wijsheid, bij allerlei vaardigheden. De basis van je leven ligt niet in jezelf. De basis van ons leven ligt in de handen van God. God die van deze wereld houdt en Zijn Zoon Jezus heeft gezonden om de wereld te redden.

Jozef zegt: ‘God zal antwoorden wat het welzijn van de farao dient.’ (HSV). Farao’s welzijn, en in dat welzijn van Farao: het welzijn van zijn volk. Dat is Gods antwoord. En later in het hoofdstuk blijkt de kring nog veel groter te worden, het blijkt te gaan om het welzijn van de wereld. Inclusief het welzijn van de Hebreeërs, de familie van Jozef. Vers 57: ‘… uit alle andere landen kwamen de mensen naar Egypte om bij Jozef graan te kopen; zo erg was de hongersnood overal.

God is uit op ons welzijn, op het welzijn van deze wereld. Daarom geeft God die droom aan de farao, om Zijn liefde en goedheid aan de hele wereld te laten zien. God zorgt voor de wereld die toentertijd bedreigd werd door hongersnood.

Willen we tot zegen zijn voor anderen, wijs dan naar God die van deze wereld houdt, die de uitweg zal geven voor de nood van de wereld. Wijs naar Jezus, want de naam van Jezus betekent: ‘God redt!’.

3. Ga mensen voorbereiden voor wat komen gaat en sta mensen bij in goede en slechte tijden.

De farao vertelt Jozef zijn droom: de 7 vette koeien en 7 magere koeien. En de 7 volle aren en 7 dunne aren. Het zijn dus dubbele dromen. Een dubbele droom zal zeker veel indruk geven. Die dromen zijn ook heel vreemd. De 7 magere koeien eten de 7 vette koeien. De 7 dunne aren aten de 7 volle aren.

God geeft Jozef wijsheid en inzicht. Jozef geeft uitleg over die dromen van de farao. Er komt 7 jaren van overvloed en daarna 7 jaren van hongersnood. 7 jaren van voorspoed en 7 jaren van tegenspoed. Jozef geeft ook advies aan de farao om een wijs en verstandig man an te stellen als minister van voedselvoorziening om maatregelen te nemen en te bewaken. En wonderlijk is het. Jozef wordt door de farao dan aangesteld als de onderkoning, als de tweede man van Egypte.

Jozef heeft persoonlijk 13 jaar van tegenspoed meegemaakt. Daarom kan hij de anderen ook bijstaan in moeilijke tijden. God zegent Jozef en maakt hem tot een zegen. Jozef staat Egypte bij in de goede en slechte tijden, in de jaren van overvloed en hongersnood.

Wij zitten midden in de tweede golf van de coronapandemie. De coronapandemie hoort ongetwijfeld voor velen bij de ‘magere jaren’. Iedereen mist de vrijheid, het samenzijn, en de onderlinge contacten. Velen ondervinden ook andere gevolgen van deze pandemie: qua gezondheid zowel fysiek als psychisch, qua baan, qua financieën, etc.

Laten wij zoals Jozef de mensen om ons heen een hart onder de riem steken. Hou vol! Sta de mensen bij: niet alleen in goede jaren, maar ook in slechte jaren zoals deze. 

Voor vele kerken, ook de GKIN, hoort de coronapandemie ook bij de magere jaren. Vanwege de maatregelen, zijn de kerkgangers bijvoorbeeld geslonken tot maximaal 30 mensen. En in enkele regio’s is de belangstelling om de fysieke dienst bij te wonen nog niet veel. U hebt ook in de mededeling gehoord dat de MKO dit jaar daalt in vergelijking met het vorige jaar. Laten wij elkaar blijven ondersteunen. Laten we het werk van de kerk ook blijven steunen op allerlei wijze in deze ‘magere jaren’. Heeft God ons niet in het verleden (35 jaar GKIN) samen zoveel mooie jaren gegeven? Laten wij trouw blijven aan God en het werk van God.

Ik vertel u het volgende verhaal. Op een nacht verscheen God aan een man in zijn droom en zei: ‘Je moet iets voor Me doen’ en God liet hem een grote rots zien die voor zijn huis lag. God zei tegen de man dat hij met al zijn kracht tegen de rots moest duwen. En dit deed de man, iedere dag opnieuw. Jaren achter elkaar duwde hij van zonsopgang tot zonsondergang tegen de rots. Elke avond keerde de man totaal uitgeput terug naar zijn huis, met het gevoel dat zijn hele dag zinloos was geweest.

Toen de man de moed begon op te geven, kreeg hij negatieve gedachten: ‘Je hebt nu jaren tegen de rots geduwd, maar hij ligt nog steeds op dezelfde plek. Waarom zoveel moeite doen? Stop maar.’

Die man kwam echter naar God met al zijn gedachten. ‘God’, zei hij, ‘Ik heb lang en hard gewerkt in Uw dienst, en heb al mijn kracht gebruikt om te doen wat U mij vroeg, maar na al die tijd heb ik de rots nog geen millimeter kunnen verplaatsen. Waarom faal ik?” God antwoordde: “Mijn kind, toen Ik vroeg om iets voor Mij te doen en jij wilde dat, zei Ik tegen jou dat je met al je kracht tegen de rots moest duwen en dat heb je gedaan. Ik heb nooit gezegd dat Ik verwachtte dat je de rots zou verplaatsen. Je taak was duwen.En nu kom je uitgeput naar me toe en denk je dat je hebt gefaald. Maar is dat echt zo? Kijk naar jezelf. Je armen en je rug zijn sterk en gespierd, je hebt eelt op je handen, je benen zijn sterk. Ondanks de tegenslagen ben je wijzer geworden. En je kunt nu meer dan ooit. Het is waar dat je de rots niet hebt verplaatst. Maar je roeping was om trouw en gehoorzaam te zijn en tegen de rots te duwen en je geloof te bewaren en te vertrouwen op Mij. En dat heb je gedaan! Nu zal Ik, mijn kind, de rots verplaatsen.”

Geliefde gemeente. God heeft Jozef door alle gebeurtenissen heen gevormd tot een persoon naar Gods hart. Zo wil God ons allen ook vormen. Verlangt u om zoals Jozef tot een zegen te zijn? Wees een zegen, ondanks dat mensen je slecht behandelen, ondanks dat mensen je vergeten. Wijs naar de liefhebbende God. Ga mensen voorbereiden voor wat komen gaat en sta mensen bij in goede en slechte tijden. Laten we te midden van deze pandemie, te midden van deze woestijn tot God roepen: “Vader, maak ons tot een zegen hier in de woestijn.”

Amen.