Schriftlezing: II Koningen 4:38-41

Honger, het is misschien wel een van de ergste dingen die je kan overkomen. Echte honger hebben we waarschijnlijk nooit meegemaakt.

In Nederland zegt men daarom: ‘Zeg niet ‘Ik heb honger’ (want honger hebben we hier niet), maar ‘Ik heb zin in eten’. of ‘Ik heb trek’. Echte honger gebeurt in de tijd van hongersnood. Dan voel je echt de onmacht.

In de tijd van hongersnood probeert men te eten wat men meestal niet eet. Indonesië en Nederland maakten dit mee in de Tweede Wereldoorlog. Wie weet wat ‘Tiwul’ is? Tiwul is gemaakt uit Casava en werd gegeten als rijstvervanger in Java tijdens de Japanse bezetting in Indonesië in de Tweede Wereldoorlog. Het koolhydraat gehalte van tiwul is minder dan rijst, maar die kan de maag wel goed vullen.

 

Wie houdt niet van de mooie tulpen? Natuurlijk mooi om te zien, maar niet om te eten. Weet u dat er, in Nederland in de Tweede Wereldoorlog, zo’n grote hongersnood was, de hongerwinter, dat mensen zelfs tulpenbollen aten. En lekker was zo'n bloembol niet. Tulpenbollen eten, dat doe je niet voor je plezier, dat doe je omdat je niks anders hebt.

Hongersnood is vreselijk. Helaas gebeurde dit niet alleen vroeger, maar ook nu. Op dit moment zijn er zo'n 690 miljoen mensen op aarde die te maken hebben met honger en ondervoeding. En door COVID-19 komen er mogelijk nog eens 132 miljoen bij, want coronacrisis is ook een voedselcrisis.

Laten wij kijken naar onze Schriftlezing. Er was hongersnood in Israël gekomen en raakte elk gebied ervan aan, en de School van de Profeten (te vergelijken met een Theologische school) in Gilgal vormde geen uitzondering op wat er gebeurde. Gelovigen zijn niet imuun van ongeluk, ziekte, pandemie, kwaad, lijden. Als er hongersnood heerst, zullen gelovigen net zo goed getroffen worden als ongelovigen. Wat is het verschil dan? Het verschil is dit: te midden van onze onmacht mogen de gelovigen bouwen op Gods trouw. God laat ons nooit alleen.

Profeet Elisa zegt tegen zijn knecht: ‘Zet de grote pot op het vuur en kook soep voor de leerling-profeten.’ Deze knecht moet hem wel met grote ogen hebben aangestaard. Die ene grote pot? Er is helemaal geen voedsel! Hoe kunnen we nu soep koken als er geen eten is? Elisa vraagt, juist in deze situatie, om geloof. De grote pot opzetten, terwijl er geen eten is, daar heb je echt geloof voor nodig!

De knecht doet wat Elisa zegt. Eén van de profeten gaat naar het veld en hij plukt een soort pompoenachtige vruchten van een kruipplant, kolokwinten zijn het. Citrullus Colocynthis, zegt Wikipedia. Die jongen pakt wat hij vindt. Hij pakt wat hij pakken kan. Zijn kleed vol.

Hij kent die kolokwint niet. Als hij terugkomt blijkt dat de anderen ze ook niet kennen. Maar het is het enige wat voorhanden is. Daarom worden ze gekookt. Het lijkt een heerlijke maaltijd te worden. Een soort pompoensoep zeg maar. Maar als de mannen aan het eten zijn, blijkt dat het eten niet goed is. Ze schreeuwen het uit: ‘Godsman, de dood zit in de pot!’ (vers 40) Er is hier blijkbaar sprake van groot gevaar. Ze zeggen niet: 'Zou het wel goed zijn?' Nee, ze schreeuwen het uit. Ze zijn in levensgevaar. Dit is een ramp: zo'n hele groep profeten, die allemaal van het zwaarste vergif hebben gegeten! Inderdaad. Kolokwint is een zeer bitter vrucht met een uiterst laxerende werking. Als je nog iets in je lijf had, komt het er meteen allemaal uit.En bij grote hoeveelheden zijn ze giftig.

Hoe gaat dit aflopen? Wordt dit het einde van die profeten? Wat een enorme slag zou dat zijn voor het godsdienstige leven in Israël! Wat koningin Izebel jarenlang niet voor elkaar kreeg, het doden van Gods profeten, dat lijkt hier alsnog te gebeuren.

Breng me wat meel.’, zegt Elisa. (vers 41). Dat meel gooit hij in de pot en dan zegt hij: ‘Schep iedereen opnieuw op. Nu kunnen jullie ervan eten.’ Het meel neutraliseert de bittere smaak. De oplossing is even simpel als doeltreffend.

Wat is dit bijzonder. Dat God inzicht geeft aan Elisa. En dat er nog meel is. Het is een wonder. Zonder dat, zullen die leerling-profeten vergiftigd en dood zijn.

God geeft oplossing. Soms ook binnen handbereik. In Gods voorzienigheid, vinden wij in de natuur soms ook tegengif van een gif. Is het niet wonderlijk?

Het doet mij denken aan het volgende. Vroeger ging ik samen met mijn gezin af en toe fietsen, vooral toen mijn zonen nog klein waren. Het mooiste fietsgebied vind ik toch in het kleine bos van Uithoorn. Gewoon dichtbij huis. Maar je moet wel voorzichtig zijn voor brandnetel.

Het gebeurde enkele keren dat mijn zonen vielen in de brandnetels. Dan kregen ze zo’n brandneteljeuk. Het is pijnlijk. Gelukkig zijn er andere planten die uitstekend helpen als je ‘geprikt’ bent. Een aantal daarvan groeien zelfs in de buurt van brandnetels: planten zoals weegbree en hondsdraf. Die planten helpen uitstekend de jeuk te verlichten. Het tegengif groeit dus vlakbij. Je hebt wel de inzicht, kennis en wijsheid nodig.

Hier in deze geschiedenis van Gods dienaar Elisa, in een tijd van hongersnood, te midden van de menselijke onmacht, laat God zien dat Hij trouw blijft. God laat zien dat Hij zelfs giftige vruchten kan gebruiken om zijn profeten ervan te laten eten. God neemt hier het kwade in zijn hand en draait het 180 graden om: Hij doet er zijn goede werk mee.

Als je het nieuws volgt, kun je weleens moedeloos raken van alle ellende in de wereld. Zeker ook de coronapandemie die nog grote delen van de wereld treft en de vele gevolgen die het met zich mee brengt. Gevolgen qua economie, gevolgen van minder werkgelegenheid, gevolgen in het achterlopen van gezondheidzorg, gevolgen voor de studie van kinderen, gevolgen voor de psychishe gesteldheid van de mensen, etc. Gevolgen die wij waarschijnlijk nog jarenlang hierna zullen merken. Dan kan de vraag je overvallen: zou het God niet uit de hand lopen? Zou misschien toch de boze het laatste woord hebben? Je kunt hierdoor moedeloos raken. De twijfel kan je bespringen: heeft God het eigenlijk wel in de hand?

Denk vandaag aan dit verhaal van Elisa. Hier zien we ook mensen in nood. Er is onmacht! Maar in die nood laat God merken dat Hij alle macht heeft, dat Hij zelfs het kwaad, het vergif, de doodsvruchten kan gebruiken om mensen te eten te geven, om mensen te redden. De doodsvruchten worden levensvruchten. Zelfs het meest afschuwelijke kwaad kan in Gods hand tot een zegen worden. 

Het meest indrukwekkende voorbeeld daarvan kennen wij allemaal: het kruis van Jezus Christus zelf. Op Golgotha, waar Jezus dood aan het kruis hing, leek het wel of de satan zijn ultieme overwinning had geboekt. Maar God wist het beter. God pakte dat kwaad in zijn hand, de dood van zijn Zoon, en Hij draaide het om en maakte het tot een zegen, tot redding, tot een bron van leven voor veel mensen. God laat het kwaad toe, om daarmee zijn plan uit te voeren.

Het kwaad komt niet van God. God heeft het nooit gewild. Maar nu het kwaad er is (door de zondeval), is God toch machtiger. De duivel krijgt nooit meer ruimte dan God hem geeft. En dan nog heeft God alles in zijn hand. Apostel Paulus zegt in Romeinen 8:28 ‘En wij weten dat voor wie God liefhebben, voor wie volgens zijn voornemen geroepen zijn, alles bijdraagt aan het goede.’ Ja. Alles! Zelfs het kwaad! Giftige kolokwinten worden in zijn dienst een heerlijke maaltijd.

Te midden van onze onmacht, laat God zijn trouw zien. Wat Hij van ons vraagt is: Geloof je in Mij? Vertrouw je op Mij? Het geloof van de leerlingprofeten wordt twee keer op de proef gesteld. De eerste keer toen ze de grote pot op het vuur moesten zetten, terwijl er geen eten was, terwijl er hongersnood heerste. De tweede keer toen Elisa het meel gooide in de pan en zei: ‘Schep iedereen opnieuw op!’. Ze konden denken: ‘Maar, daarnet was dit voedsel toch giftig?’ Deze opdracht van Elisa om te gaan eten betekent dat hier een daad van geloof wordt gevraagd. 'Schep het voor de mensen op om te eten.' Nu komt het erop aan, of ze werkelijk vertrouwen op de almacht van de Here.

Ziekte, tegenslag, pandemie, lijden herinnert ons aan de kwetsbaarheid en vergankelijkheid van het leven. Het herinnert ons dat het leven niet maakbaar is. Wij hebben niet alles in onze handen. Wij kunnen niet bouwen op onze eigen kracht, eigen vermogen, eigen inzicht, eigen planning, eigen veiligheid. Maar God is trouw en God is te vertrouwen. Tegenslag kan je dichter bij God brengen, het kan je ook meer begrip geven voor lotgenoten om je heen. Als je de ander troost, als je de ander bijstaat, dan kan je ook meevoelen wat de ander meemaakt. Je weet wat moeite betekent. Door tegenwind kun je sterker worden. Juist als je merkt dat de Heer je zelfs door ellende heen kan zegenen, kun je des te meer onder de indruk raken van zijn macht. Dat maakt je geloof sterker, waardoor je meer van de Heer leert te verwachten.

Geliefde gemeente. Het verhaal van Elisa loopt goed af. Happy ending! Gods weg voor ieder mens is echter anders. Een ding weten wij zeker: De Here Jezus is trouw. Hij is altijd bij ons, zoals Hij heeft beloofd: ‘En zie! Ik ben met jullie alle dagen tot aan de voleinding van de wereld!’ Alle dagen: dat betekent in goede en minder goede tijden. Geloof in Hem! Vertrouw op Hem!

Ik wil deze preek eindigen met een kort citaat uit de woorden van Corrie ten Boom: ‘Wees nooit bang om een onbekende toekomst te leggen in de handen van een bekende God!’.

Amen.