Bijbellezing: Psalm 27: 1-8
Broeders en zusters die de Heer Jezus liefheeft,
Augustinus, een van de beroemde kerkvaders, zei, "U hebt ons voor Uzelf geschapen en ons hart is onrustig, totdat het rust vindt in U.".
Volgens Augustinus had God in elk van onze harten een verlangen geplaatst om Hem te zoeken en te vinden. Als mensen hebben we altijd een verlangen in ons hart om ware rust, vrede en geluk te vinden. Waar halen we het vandaan? We zullen het van God krijgen, omdat Hij de bron is van alles wat we zoeken en waar we naar verlangen.
Misschien gebruiken velen van ons onze levens tot nu toe vooral om carrière, positie, rijkdom, intelligentie of comfort na te streven. Dat is natuurlijk positief. De woorden van Augustinus hierboven herinneren ons er echter aan dat er eigenlijk iets meer was dan waar we nastreven of naar op zoek waren. Er zijn niet alleen materiële verworvenheden of fysieke behoeften, maar ook spirituele of geestelijke behoeften. We hebben allemaal behoefte aan nabijheid of intimiteit met de Heer die ons heeft geschapen.
God heeft ons mensen geschapen, bestaande uit lichaam, ziel en geest. Het is natuurlijk niet alleen het lichaam waar we aandacht aan moeten besteden, voor moeten zorgen en dat we moeten koesteren, maar we moeten ook aan de spirituele behoeften - onze zielen en geesten - aandacht besteden. Het is dus niet vreemd als iemand, ondanks zijn bezit en rijkdom, een hoge positie en een succesvolle carrière, diep in zijn hart nog steeds leegte voelt.
Broeders en zusters, voordat we de Heer ontmoeten en in nabijheid van Hem zijn, zullen we door blijven zoeken. Net als een baby die blijft huilen totdat hij zich veilig voelt in de armen van zijn moeder.
We voelen nog meer behoefte om dicht bij de Heer te zijn wanneer we problemen ervaren die we niet aankunnen en niet kunnen oplossen. We zullen door blijven zoeken naar hulp en redding.
Broeders en zusters, in Psalm 27 lezen we dat deze Psalm een smeekbede was van David. Waarom bad David? Omdat hij in die tijd overweldigd werd door angst voor de vijanden die hem omringden en hem zouden aanvallen als een wild dier dat hem levend zou verslinden (vers 2). We kunnen ook de stemming van David in die tijd vatten. Enerzijds had hij zijn geloof en vertrouwen in zijn Heer. Maar tegelijkertijd was hij menselijk en had hij ook angstgevoelens en hij was bevreesd.
Immers, wij als christenen ervaren vaak wat David voelde. Er zijn tegenstrijdige gevoelens (er is een dubbel gevoel); aan de ene kant geloven en vertrouwen we dat er een God is, maar aan de andere kant zijn we ook ongerust en angstig. Waarschijnlijk hebben we deze tegenstrijdige gevoelens op dit moment, waarop we geconfronteerd worden met de aanhoudende pandemie van COVID-19.
Enerzijds vertrouwen en geloven we dat de Heer ons zal helpen. Anderzijds zijn er zorgen en angsten omdat de pandemie van COVID-19 echt gevaarlijk is en ons kan treffen. Er zijn veel slachtoffers gevallen. Niet alleen dodelijke slachtoffers, maar ook veel ondernemingen of winkels die failliet zijn gegaan en moeten sluiten. Veel mensen hebben hun baan of inkomen verloren. De situatie en omstandigheden zijn nog niet hersteld en ons wordt nog aangeraden om zoveel mogelijk thuis te blijven.
Het is niet prettig wanneer we, zoals nu, in onzekerheid leven. Deze pandemie van COVID-19 is al meer dan twee maanden aan de gang en we weten niet hoe lang deze zal duren. Maar laat deze situatie ons niet tot wanhoop drijven of in bezorgdheid verstikken, waardoor we niets meer kunnen doen. Uit de geschiedenis weten we dat er voorheen ook pandemieën waren die de mensheid troffen maar die uiteindelijk voorbij gingen.
Broeders en zusters, God begrijpt de gevoelens die we tegenwoordig ervaren: onrust, bezorgdheid, spanning, teleurstelling, woede, enzovoorts. Te midden van deze gevoelens moeten wij als gelovigen echter het vertrouwen en geloof in en de hoop op de Heer blijven hebben. De dreiging van de beangstigende pandemie van COVID-19 is een realiteit, maar zo is het ook met de aanwezigheid van onze Heer. De Heer die we aanbidden en in wie we geloven, is een realiteit in ons leven.
We moeten niet toestaan dat die negatieve gevoelens ons leven domineren, maar in plaats daarvan moeten we in ons hart standvastig zijn en er van overtuigd blijven dat we niet alleen staan. Er is een God die met ons is. Onze Heer is een zorgende God. Hij zal ingrijpen en ons helpen in deze moeilijke tijden. Er is altijd hoop wanneer we dicht bij de Heer en samen met Hem zijn.
Dit is wat David deed. In zijn strijd herinnerde David zich, wie de Heer was die hij aanbad en in wie hij geloofde. In vers 1 staat: ‘De Heer is mijn licht, mijn behoud ... Bij de Heer is mijn leven veilig ...’. Wat betekent dat voor David, ‘de Heer is mijn licht’? In Jeruzalem werd de Heer destijds geprezen als het licht van Israël (Jesaja 60: 1).
Als licht verlichtte en redde de Heer Zijn uitverkoren stad, volk en ook de koning die Hij koos. In de zegen die gewoonlijk door priesters werd uitgesproken, stond er: ‘De Heer doet het licht van Zijn aangezicht over u schijnen’ (Numeri 6:25), wat betekent dat Gods volk in dat licht zou leven. Is het niet zo dat we, in een staat van licht, kunnen doorgaan, zien en kunnen onderscheiden wat gevaarlijk is of niet, voor ons leven.
David geloofde ook dat de redding van zijn leven van de Heer kwam. Alleen de Heer kon hem redden. De Heer die hij aanbad, diende ook als een sterke vesting, die hem beschermde en staande hield tegen verschillende bedreigingen en vijandelijke aanvallen. Met deze overtuiging was David niet langer bang en huiverig (vers 1). Omdat David geloofde en vertrouwde dat, als hij dicht bij de Heer was, Hij hem zou bewaken, beschermen en redden.
Broeders en zusters, met een standvastig geloof in zijn Heer smeekte David de Heer in zijn gebed. Wat vroeg David? In dergelijke omstandigheden zou het logisch zijn als David de Heer vroeg om hem te verlossen van alle bedreigingen en aanvallen van zijn vijanden. Maar dat was niet waar David om vroeg. Laten we vers 4 lezen: ‘Ik vraag aan de Heer één ding, het enige wat ik verlang: wonen in het huis van de Heer alle dagen van mijn leven, om de liefde van de Heer te aanschouwen, Hem te ontmoeten in Zijn tempel.’
Nabijheid met de Heer begint met bij de Heer te zijn en in Hem geworteld te zijn. Dit vierde vers verklaart de nabijheid of intimiteit met de Heer. Er zijn vier tekens:
- ‘Ik vraag aan de Heer één ding’ betekent dat David het meest wenselijke, wat zijn levensdoel was, al had gevraagd. Wat wensen we nu het meest, wat ons levensdoel moet worden? Voor David was het meest wenselijke of zijn levensdoel, ‘nabij de Heer zijn of intiem zijn met Hem. Het is dus niet alleen dicht bij de Heer te zijn, maar ook het aangaan van een hechte en nauwe relatie met Hem.
- ‘Ik vraag aan de Heer één ding’ verwees niet alleen naar zijn levensdoel, maar liet ook een grote vastberadenheid van David zien dat hij het meest verlangde naar nabijheid met de Heer. Om in zijn spirituele en geestelijke behoeften te voorzien, bleef David de Heers nabijheid zoeken en bij Hem zijn. Dat was erg belangrijk en een prioriteit voor hem. De Heer was de bron van zijn leven.
- ‘wonen in het huis van de Heer alle dagen van mijn leven’; de uitdrukking ‘alle dagen van mijn leven’ verwees niet alleen naar een tijdsperiode, maar ook naar wat voor hem zijn levensgeluk was. David sprak een diep verlangen uit om 'in het huis van de Heer te wonen'. Dat zou zijn grootste vreugde zijn in zijn leven. Nu is de vraag voor jullie, broeders en zusters, en voor mij: wat zou onze grootste levensvreugde zijn?
Stephen Covey zei ooit: ‘Alles wat centraal staat in ons leven zal een bron zijn van veiligheidsgevoel, leidraad, wijsheid en kracht.’ De aanwezigheid van God stond centraal in Davids leven. Ons spiritueel of geestelijk leven komt ook uit het centrum van ons leven, iets wat in ons is. Het spirituele of geestelijke leven wordt dus niet bepaald in de vorm van activiteiten, maar in de aanwezigheid van God die in ons is, en die gemoedsrust zal geven.
Zoals de schrijver van Psalm 62 zegt: ‘Alleen bij de Heer vindt mijn ziel haar rust ...’ (vers 2). Theologisch begrijpen we dat Gods aanwezigheid overal is (Hij is alomtegenwoordig). Maar er is één plaats waar de Heer ons verlangt te ontmoeten. De huidige situatie herinnert ons eraan dat ‘in het huis van de Heer blijven’ niet betekent dat je alleen in een kerkgebouw staat of blijft. Evenmin is Gods woonplaats boven of daarbuiten. Maar het zit in elk van onze harten. Het gevoel van rust en veiligheid komt niet van buitenaf, maar voornamelijk uit ons hart.
4. ‘om de liefde van de Heer te aanschouwen, Hem te ontmoeten in Zijn tempel’; David verklaarde dat hij niet alleen de schoonheid van de Heer wilde aanschouwen, maar dat hij het ook opmerkte en er echt door verwonderd was. Broeders en zusters, is het niet zo dat we, iets wat mooi is, aldoor willen zien en observeren? En hoe meer we ernaar kijken, hoe meer we erdoor verwonderd raken? Wat te meer wanneer we getuige zijn van of kijken naar de schoonheid van onze Heer: Zijn liefde, werken, goedheid, opoffering, bescherming en zegen. Dat was de keuze en het verlangen in Davids leven. Het christelijke leven zou ook gedreven moeten worden door het verlangen van Zijn volgelingen om nabijheid of intimiteit met de Heer te hebben.
Broeders en zusters, Davids levenservaring die in Psalm 27 werd onthuld, is een feit van het leven. De psalm was geschreven toen David angst en onzekerheid ervoer. Maar David bleef gefocust op de Heer en aarzelde nooit, zoals er in vers 8 stond: ‘Mijn hart zegt U na, “Zoek Mijn nabijheid” ; Uw nabijheid Heer, wil ik zoeken. ' De vorming van een geloofsleven of spiritueel leven begint met het verlangen ‘Uw nabijheid Heer, wil ik zoeken’.
Broeders en zusters, wat en naar wie hebben we tot nu toe gezocht?
Broeders en zusters die de Heer Jezus liefheeft,
Er was een getuigenis van een vrouw van de huissamenkomst (HSK) uit Antwerpen, die ooit haar ervaring deelde over het zoeken naar het ‘aangezicht van de Heer. Zij was oorspronkelijk geen christen en was van kinds af aan wees. Daarna verhuisde ze en woonde in België omdat ze met een Belgische man trouwde. Wonen in België - een nieuw en vreemd land, was niet gemakkelijk voor deze vrouw. Zij had geen familie, geen vrienden, zij moest een nieuwe taal leren en zich aanpassen aan een nieuwe cultuur. Zij voelde zich zo eenzaam en bang. Toen had zij van een vriend gehoord, “probeer tot de Heer Jezus te bidden”.
Deze vrouw probeerde vervolgens te bidden en op zoek te gaan naar 'het aangezicht van de Heer’. Zij stond 's morgens om 1.30 uur op, knielde neer en bad, “Heer Jezus, als U echt bestaat, verberg dan Uw gezicht niet. Ik verlang U te ontmoeten”. De eerste dag, de tweede tot de vierde dag gebeurde er niets. Pas op de vijfde dag, toen zij neerknielde en bad, voelde zij zich aangeraakt; toen voelde zij een verandering in zichzelf, er was een gevoel van vrede en rust.
Zij hoorde een stem, “Heb Ik je niet al Mijn woord gegeven?” Toen herinnerde deze vrouw zich een gebeurtenis, toen ze op het vliegveld van Jakarta op het punt stond naar België te vertrekken. Er was een klein kind dat plotseling naar haar toe kwam en haar een kleine Bijbel gaf.
Dit kind zei: “Dit is voor u, tante”. Daarna ging het kind weg. De Bijbel die het kleine kind gaf, werd alleen bewaard en nooit gelezen. Sindsdien begon zij de Bijbel te lezen. Zij was dorstig en verlangde ernaar om het Woord van de Heer verder te lezen. En de vrouw zei, "Ik ben verliefd geworden op de Here Jezus."
Broeders en zusters, de kerkvader Augustinus zei ook, "Verliefd worden op de Heer is de grootste van alle liefdesverhalen, Hem zoeken het grootste avontuur, en Hem vinden de grootste menselijke prestatie.” Dus de grootste verdienste in het leven als christenen is niet wanneer we succes hebben of succesvol zijn in onze carrières, in het zaken doen of in onze bedieningen, maar wanneer we de Heer ontmoeten en bij de Heer zijn.
Onze Heer verlangt er ook naar ons te ontmoeten. Hij wil bij ons zijn, Zijn kinderen. Omdat God ons heeft geschapen om altijd bij Hem te zijn.
Als we het laatste vers van Psalm 27 lezen, vers 14, lezen we een uitnodiging: ‘Wacht op de Heer, wees dapper en vastberaden, ja, wacht op de Heer’. We merken op dat er twee keer ‘wacht op de Heer’ staan, vóór en ná de woorden ‘dapper’ en ‘vastberaden’.
Broeders en zusters, we weten dat ‘het uitkijken naar’ of ‘het wachten op’, niet prettig is voor ons die vandaag de dag leven. We zijn gewend te leven met een ‘instant’ of ‘directe’ cultuur. We proberen alles snel te doen. Om uit te kijken naar of te wachten, laat staan op de Heer , is zeker niet gemakkelijk. Er is kracht en moed nodig, zodat we niet gaan wankelen in deze tijd van wachten.
Deze week is de week tussen de Hemelvaartsdag van Jezus en Pinksteren (de dag van de uitstorting van de Heilige Geest). In het boek Handelingen 1: 12-14 werd destijds verteld dat de discipelen van Jezus terug in de stad waren. Ze waren in het bovenvertrek en wachtten op de komst van de Heilige Geest, wat beloofd werd door de Heer Jezus voordat Hij naar de hemel opgevaren was. (Handelingen 1: 8). Deze discipelen of apostelen moesten eerst worden uitgerust voordat ze Gods missie konden uitvoeren. En wat deden ze tijdens de wachtperiode? Er stond in vers 14: ‘Vurig en eensgezind wijdden ze zich aan het gebed ...’
Broeders en zusters die geliefd zijn bij de Heer Jezus,
Laten we deze tijd van wachten, totdat deze pandemie eindigt, gebruiken om zowel persoonlijk als gezamenlijk te bidden, ons leven, vooral ons geloof of spirituele leven, te reflecteren en te herschikken. We gebruiken deze tijd van wachten om ons toe te rusten als volgelingen of discipelen van Christus, zodat ons geloof kan gaan groeien.
Ik ben echt dankbaar dat in de huidige situatie, er diverse gemeenteleden uit verschillende regio’s mij hebben gebeld, om vragen te stellen en te discussiëren over hoe om te gaan met de huidige omstandigheden, en ook over het Woord van de Heer. Hopelijk zorgt wat er op dit moment gebeurt voor een vernieuwing of transformatie in elk van onze levens, om de Heer te ontmoeten, om te verlangen dichter bij Hem te zijn en actiever te zijn in het dienen en getuigen voor Hem.
De Heer zegene ons allemaal.
AMEN.