Thema: “Een hart vol dankbaarheid/ Hati yang penuh rasa syukur” (Lucas 17:11-19)
Geliefde gemeente. Het zijn maar drie woorden. Drie woorden die we vanaf kleinsaf hebben geleerd van onze ouders. ‘Dank u wel!’
Deze drie woorden zijn eenvoudige woorden, niet moeilijk om te zeggen. Maar vergeten we het wel eens om dit te zeggen? Deze drie woorden ‘Dank u wel’ herinneren ons om te leven in dankbaarheid. Dankbaarheid is goed voor een mens. Als je ondankbaar bent, ben je altijd ontevreden. Dat maakt een zuur persoon van je. Maar dankbaarheid laat de zon schijnen van binnen. Uit onderzoek van de Universiteit Twente in het jaar 2020 blijkt dat mensen die dankbaar in het leven staan, gelukkiger zijn en minder kans hebben op psychische klachten. Laten we nu samen leren over dankbaarheid.
In het grensgebied van Galilea en Samaria komen er tien mannen naar Jezus toe. Ze zijn melaats. Ze hebben een vreselijke huidziekte, misschien is het lepra, maar het kan ook iets anders zijn. Ze roepen het uit: ‘Meester, heb medelijden met ons!’ Blijkbaar hebben ze over Jezus gehoord, en ze hebben verwachting van Hem! Jezus is Iemand die kan helpen! Dit zijn mensen met geloof!
Jezus kijkt niet weg maar ziet hen. Zo lezen we in onze tekst ‘Toen Hij hun zag.’ Het is niet zomaar kijken. Niet een vluchtige blik op hen werpen. Er staat een intens woord ‘zien’, doorzien. Aandachtig waarnemen, zien met het hart, zien met een blik vol mededogen.
En wat zegt Jezus, in vers 14? ‘Ga u aan de priesters laten zien.’ Zo was dat voorgeschreven in de Joodse wet: als je melaats werd, dan moest de priester dat vaststellen, en dan moest je als het ware in quarantaine: je mocht niet meer komen in plaatsen met een stadsmuur eromheen. Je moest uit de buurt van de mensen blijven, je moest je mond bedekken (een soort mondkapje) en je moest roepen: ‘Onrein! Onrein!’ (zie Leviticus 13:45-46). Maar als je weer genezen was, dan moest je opnieuw naar de priester, en die moest dat vaststellen. Daar was een heel ritueel voor, dat duurde wel een week. En in feite kwam dat niet echt voor, zeker niet als het om lepra ging. Mensen die melaats waren, die waren als levende doden. Melaatsheid bracht niet alleen lichamelijk veel lijden met zich mee, maar melaatsheid had ook sociaal en psychisch gevolgen. De melaatsen waren uitgestotenen uit de gemeenschap. In een stad, een leefgemeenschap mochten ze beslist niet komen en zeker niet in de synagoge en de tempel.
Maar hier zegt Jezus: ‘Ga maar naar de priester! Ga maar zeggen dat jullie beter zijn!’ Terwijl ze nog steeds ziek zijn… Dat is een groot geloof! Als u op pad gaat om te zeggen dat u beter bent, terwijl u nog ziek bent! Zou u het doen? U staat toch voor schut, als het allemaal onzin blijkt te zijn, als u gewoon nog ziek bent? Maar deze mannen doen het wel! Ze gaan naar de priester! Ze doen het! En wat gebeurt er? Onderweg, als ze naar hun handen kijken, dan zien ze verandering… Hoe is het mogelijk…! Ze zijn genezen! Ze zijn écht genezen. Beter! Helemaal beter!!! Een wonder! Maar wat gaan ze nú doen? Ze hebben gebeden om hulp. Ze hebben een stap gezet in geloof. God heeft hun gebed verhoord. En nu? Je zou zeggen: ‘Nu gaan ze God danken, met hun hele hart!’ Maar er is maar één die meteen rechtsomkeert maakt, meteen teruggaat naar Jezus. Eén die echt dankbaar is. En die éne is een Samaritaan. De Samaritanen waren in die tijd vijanden van de Joden. De Samaritanen waren halve heidenen die maar een deel van de Schriften onderhielden en hun eigen tempeldienst op de Gerizim hadden.
En precies die éne Samaritaan buigt zich neer voor Jezus. Hij komt zijn dank neerleggen aan de voeten van zijn Redder. ‘Waar zijn de negen anderen?’ vraagt Jezus. Blijkbaar gaat het héél snel. Als je gebeden hebt, en je hebt een stap gezet in geloof, God verhoort je gebed, dan kun je zomaar vergeten om Hem te danken. Hoe kan dat dan? Hoe kun je dat nou vergeten? Dat kan omdat een verandering ontzettend snel went. Vooral een verandering de goede kant op. Je zat in nood, je bent geholpen, en in een mum van tijd ben je er weer aan gewend. Kijk, andersom is dat niet zo! Een verslechtering went misschien op den duur wel, maar dat duurt heel lang. Een verandering de goede kant op, die went heel snel. Je hebt een heel moeilijke toets. Wat zit je te bidden om hulp, en of God je helderheid wil geven in je denken. Je zit echt in de problemen. En dan doe je die toets en een week later komt de uitslag. Je hebt hem gehaald! Even ben je ontzettend blij, en daarna went het weer. Denk je nog aan al die gebeden? Denk je nog aan de problemen waar je in zat? Denk je nog aan God die je hielp? Het kan zómaar zijn dat je tegen je vrienden zegt: ‘Nou, ik ben er goed vanaf gekomen.’ En dat God uit beeld verdwijnt als sneeuw voor de zon. Rondom januari vorig jaar, net als het jaar daarvoor, waren we in de ban van corona. Wij hebben gebeden voor een uitweg van deze pandemie. God heeft onze gebeden verhoord. Nu de corona naar de achtergrond verdwijnt, danken we God nog steeds voor Zijn hulp?
Waarom kunnen we God vergeten te danken? De belangrijkste reden is omdat wij veel dingen als vanzelfsprekend beschouwen. Maar die vanzelfsprekendheid staat de dankbaarheid in de weg. En als wij niet dankbaar zijn, dan kan ons geloof ook niet groeien. Want alleen als wij dankbaar zijn omdat God ons gebed heeft verhoord, groeit ook ons vertrouwen dat Hij dat de volgende keer wéér zal doen! Wij moeten onszelf dus bewaren van de valkuil van vanzelfsprekendheid.
Kijk naar de zegeningen die u van God hebt gekregen! Denk terug aan uw gebed, vergeet niet hoe u hebt gesmeekt om hulp. Dán gaat u ook danken. En zo groeit uw geloof. ‘Die Samaritaan,’ zegt Jezus, ‘die heeft het begrepen’. En Hij zegt tegen die Samaritaanse man, in vers 19: ‘Sta op en ga. Uw geloof heeft u gered.’
Max Lucado vertelt in één van zijn boeken over Bob Edens. Bob Edens was blind, 51 jaar lang. Zijn wereld was één grote donkere ruimte, vol geluiden, en geuren, en vormen. Meer dan vijf decennia lang vond hij zijn weg op de tast. Toen kwam hij bij een chirurg, die ontdekte wat er bij Bob gedaan kon worden om hem te laten zien. Na een moeilijke operatie ging het verband van zijn ogen en inderdaad… Bob kon zien! Bob kon het haast niet geloven. Hij was er helemaal ondersteboven van. ‘Ik heb nooit gedroomd dat geel... zo, ja, zo geel is!’ riep hij uit. ‘Ik weet niet hoe ik het zeggen moet. Wat wonderlijk, dat geel! En rood... rood, dat vind ik het mooiste! Ik kan het gewoon niet geloven... rood!’ Bob bleef zich verwonderen: over de omtrek van de maan, over het witte spoor van een vliegtuig, afgetekend tegen de blauwe lucht, over de zonsopkomst en de zonsondergang. Over de sterren aan de hemel. Hij zei: ‘Je kunt je écht niet voorstellen hoe móói alles is!’ Gemeente, wat wij nodig hebben, is dat we kijken zoals met de ogen van Bob, namelijk met verwonderingsogen. Wees verwonderd over de liefde en de goedheid van onze Heer Jezus Christus.
Ook voor de minder goede momenten in het leven kunnen we de Heer bedanken. Paulus spoort de gelovige aan in I Tessalonicenzen 5:18 ‘Dank God onder alle omstandigheden, want dat is wat Hij van u, die één bent met Christus Jezus, verlangt.’ Drie weken geleden hebben we Kerst gevierd. Het grootste geschenk heeft God aan deze wereld, aan ons allen geschonken: Zijn eigen Zoon Jezus Christus. Jezus, het beloofde Kind dat gekomen is om ons te bevrijden van angst, ons te redden van zonden, en ons vrede geeft die eeuwig duurt. Is dat niet de belangrijkste reden om dankbaar te zijn? Wij hebben dus altijd reden om dankbaar te zijn.
Het verhaal over de tien melaatsen is nog steeds actueel en veelzeggend. Ook anno 2023.
- Tien mensen kopen brood bij de bakker. Ze betalen. Negen van hen vinden dat de normaalste zaak van de wereld. Maar één van hen ziet in het dagelijks brood een reden om ook God te danken, de Gever van alle goeds. Hij bidt voor de maaltijd.
- Tien mensen herstellen in het ziekenhuis van een zware ziekte. Negen van hen willen zo vlug mogelijk hun vroegere leven hervatten. Eén van hen begint na te denken over zijn leven en over God die geneest en helpend nabij is met hulp van artsen en verpleegsters. Leven en gezondheid zijn voor hem niet meer vanzelfsprekend. Voortaan dankt hij God voor elke nieuwe dag die hij mag leven.
- Tien mensen leven in de rijke Westerse wereld. Negen van hen leven volgens de consumptiemaatschappij, waarin een levensstijl van ‘kopen, kopen, kopen’ en ‘meer, meer, meer’ centraal staan. Eén ervan denkt erover na en wordt er zich van bewust dat er elders in de wereld mensen zijn die leven in armoede en in oorlogsituatie. Daarom probeert hij anders te leven. Hij is dankbaar voor de gewone en eenvoudige dingen van elke dag en deelt het overbodige met hen die niets of te weinig hebben. Hij wil een goede rentmeester zijn van wat God aan hem heeft toevertrouwd.
Geliefde gemeente. Dankbaarheid moeten we steeds leren. Negen van de tien mannen waren vergeten om de Heer Jezus te bedanken. 90 %! Dat is veel! Wij moeten er niet vanuit gaan dat wij automatisch bij die 10 % horen. De kans is veel groter dat wij bij die 90 % horen. Laten we leren God te danken. Leer ook andere mensen te bedanken, en een compliment te geven. Hoeveel huwelijken, hoeveel vriendschappen, hoeveel familie- en gezinsrelaties zouden niet geweldig opfleuren als er eens wat meer waarderende opmerkingen werden gemaakt?
Laten we vandaag aan zelfreflectie doen: Waar ben ik God dankbaar voor?
Dankbaarheid kunnen we oefenen door elke dag Gods zegeningen te benoemen en te tellen. Het is ook raadzaam om Gods zegeningen dagelijks op te schrijven in een notitieboekje. Noem maar ‘een boek van dankbaarheid’. Aan het eind van de maand, aan het eind van het jaar zult u verbaasd zijn hoeveel goedheid en genade God u heeft geschonken. Laten we de goede dingen van God niet als vanzelfsprekend beschouwen. Kijk met verwonderingsogen. Wees vervuld met dankbaarheid. En die drie eenvoudige woorden... willen we vandaag tegen de Heer Jezus zeggen: ‘Dank U wel!’ Laten we in dit jaar 2023, dat pas twee weken begonnen is, leven met een hart vol dankbaarheid. Amen.