Jeremia 31:31-34 en 2 Korintiërs 3:1-6

Geliefde gemeente. Als u iets doet omdat het moet (van buitenaf), is het heel anders dan wanneer u het wilt (van binnenuit). Toen ik klein was in Jakarta, hadden we thuis een mangoboom. De vruchten waren zo lekker en beroemd onder onze familie en kennissen. Op een dag kwam een kennis van mijn moeder en zoals altijd kreeg ik de opdracht om de mango’s te plukken. Ik was bezig met mijn spel en had er eigenlijk geen zin in.

O nee

 Mijn moeder gaf mij een grote plastic tas en zei: ‘Vul deze zak maar met mango’s. Dat vind je zeker leuk’. Met tegenzin ging ik aan de slag. Ik begon te klimmen. Toen ik op het dak was, keek ik naar al die rijpe mango’s. ‘Wat een paradijs’, dacht ik. En toen kreeg ik een idee. ‘Weet je wat? Ik ga niet alleen een tasje vullen voor die mevrouw, maar ik ga ook nog een tweede tasje vullen voor mijn vrienden op school. Misschien kunnen we rujak maken’ Opeens werd die saaie opdracht een uitdaging. En ik ging als een speer aan het werk, en had er veel plezier in. Ja, het moest, mango’s plukken, maar het werd iets van mezelf. Die opdracht, van buitenaf, werd een verlangen, van binnen.

 Dat is precies waarover het gaat in dit bijbelgedeelte uit Jeremia. Door dat hele boek Jeremia heen proef je het verdriet van God. Dat volk Israël, waar God zóveel aan gegeven heeft, houdt zich op geen enkele manier aan Zijn geboden. Voortdurend gaat het volk eigenwijs een andere kant op. En dat geeft God een intense pijn. Want de geboden van God zijn niet bedoeld om het volk het leven zuur te maken. Nee! Gods gebod betekent: leven, en vrijheid, en vreugde! Als God zegt: ‘Je zult geen vals getuigenis spreken. Lieg niet!’ en je houdt je daaraan, dan ben je een vrij mens, dan kun je iedereen open en eerlijk in de ogen kijken, en dan heb je niets te verbergen. En als God zegt: ‘Je zult niet begeren wat van je naaste is’, en je gehoorzaam dat, dan ben je een tevreden mens. Dan hoef je niet zo nodig een nieuwe auto omdat de buurman ook een nieuwe auto heeft, je hoeft niet voortdurend met de allernieuwste mode mee te doen. Nee, je bent vrij, je laat je niet meeslepen. En dat is nu precies wat God bedoeld heeft.

Ruim 400 jaar lang leefde Israël in Egypte als slavenvolk. Toen heeft God Israël verlost, in de vrijheid gezet. Bij de berg Sinaï sloot God een verbond met dat volk. En de geboden die God daar gaf, dat waren de wegwijzers om die vrijheid te bewaren. Om geen slaven te worden van afgoden, van de afgod van het geld, of van de afgod van de begeerte, of van de machtslust. De HERE sloot een bondgenootschap met Israël en Hij zei: ‘De overeenkomsten van het bondgenootschap, de geboden die Ik geef, die zijn er voor jullie welzijn. Doe wat Ik heb gezegd, en leef! Leef in vreugde, in vrijheid, in het beloofde land!’ En de diepste kern van die geboden was het gebod van de liefde, de liefde voor God. ‘Heb daarom de HEER, uw God, lief met hart en ziel en met inzet van al uw krachten.’ (Deuteronomium 6:5).

Maar wat is er van terechtgekomen? Niets! Jeremia leeft in een tijd waarin het al eeuwen bergafwaarts gegaan is. Het volk Israël houdt zich niet aan de geboden van God. De afgoden van alle volken rondom Israël, die zijn veel interessanter dan de God van Israël. En op allerlei vlakken overtreden ze Gods geboden. Het sociale onrecht viert hoogtij. De armen in het land, die worden uitgebuit. Rechters laten zich omkopen. God heeft Zijn profeten gestuurd, de één na de ander, ze hebben het volk gewaarschuwd, keer op keer, maar het heeft niets geholpen. Daarom moet Jeremia het oordeel van God aankondigen. De koning van Babel zal Juda innemen en de mensen wegvoeren naar Babylon. Máár: God houdt zóveel van Zijn volk, Hij kijkt toch altijd weer verder. God wíl helemaal niet oordelen. Hij straft niet van harte. Zijn hart brandt van liefde! En daarom mag Jeremia hier, in hoofdstuk 31, zó’n onvoorstelbaar mooie belofte doorgeven aan het volk: ‘De dag zal komen – spreekt de HEER – dat Ik met het volk van Israël en het volk van Juda een nieuw verbond sluit’.

Dat nieuwe verbond is niet zoals het oude verbond dat door Israël verbroken is. Dat bondgenootschap, dat huwelijk van God met Israël, dat ligt aan stukken. Kapot, onherstelbaar gebroken. ‘Maar zegt God, Ik zal een nieuw verbond sluiten.’

Is dat niet onvoorstelbaar? Zo groot is Gods genade. God gaat met Zijn volk door! Hij blijft trouw! En dan schetst God, via Jeremia, dit geweldige visioen, allereerst voor Israël. Maar het gaat ook verder: het is een visioen voor de wereld, voor ons als mensen: ‘Ik zal Mijn wet in hun binnenste leggen en hem in hun hart schrijven. Dan zal Ik hun God zijn en zij Mijn volk.’

Harte

 Die wet in je hart, dat wil zeggen: je doet dan niet meer iets omdat het móet, terwijl je eigenlijk er onderuit probeert te komen, nee, het wordt je lust en je leven om God te dienen, om te doen wat Hij vraagt!
Bijvoorbeeld: u gaat ’s zondags naar de kerk. Niet omdat het moet, maar omdat u het graag wilt. U komt naar de kerk omdat u van God houdt. U verlangt om Hem te ontmoeten. U wilt Hem loven en prijzen. Hem danken voor Zijn liefde en goedheid. Precies zoals iemand die zo verliefd is en niets anders wil dan zijn/ haar geliefde zien. Iemand die zo verliefd is, doet ook niet anders dan wat zijn/ haar geliefde wil. Niet gedwongen, maar vrijwillig. Uit liefde. Net als mijn verhaal aan het begin: de jongen die uit zichzelf mango’s wil plukken.

God schrijft de wet in je hart. Mozes had twee stenen tafelen gekregen, twee stenen platen, daar stonden de tien geboden op. ‘Maar’, zegt God hier, ‘die wet zal Ik nu in jullie hart schrijven. Je zult niets anders meer willen, je enige, je intense verlangen zal zijn om met Mij te leven.’ En die belofte loopt dan uit op vers 34: ‘Men zal elkaar niet meer hoeven te onderwijzen met de woorden: “Leer de HEER kennen,” want iedereen, van groot tot klein, kent mij dan al – spreekt de HEER. Ik zal hun zonden vergeven en nooit meer denken aan wat ze hebben misdaan.’
Waar loopt het dus op uit? Op een heel intieme relatie met God!

In onze tweede lezing uit II Korintiërs 3, lezen we over het nieuwe verbond. Dat nieuwe verbond is gekomen in Jezus, onze Heer. Jezus is de vervulling van Gods belofte in Jeremia 3. Jezus bemiddelt God en de mens door Zijn offer aan het kruis op de Goede Vrijdag. Hij heeft ons vrijgekocht uit de slavernij van zonden. Als je gelooft in Jezus Christus, mag je met een schone lei beginnen. En de dood, het loon van de zonde (vgl. Rom. 6:23) is overwonnen door Zijn opstanding op de Paasmorgen. Wij leven nu in vrijheid! Door Jezus Christus kunnen we een persoonlijke relatie opbouwen met God. Tien dagen na de Hemelvaart van Jezus, heeft God de Heilige Geest uitgezonden. Dat vieren we vandaag met Pinksterfeest. God wil door Zijn Geest wonen in ons hart.

Pinksteren wordt door de Joden van oudsher gevierd als feest van de wetgeving op Sinaï (Exodus 19:16-19). Deze wetgeving ging gepaard met de ontzagwekkende tekenen van Gods aanwezigheid: vuur, donkere wolk en geluid van harde stemmen. In deze tekenen die bij Sinaï gezien en gehoord werden, werd dus duidelijk: God is hier! Erken Zijn koningschap met diep ontzag. De Koning kondigt Zijn wet af. Dat is Pinksteren in het Oude Testament.

Op dat eerste Pinksterfeest in Handelingen 2 vond er een herhaling plaats van die ontzagwekkende tekenen: het geluid als een geweldige wind, vuurtongen, spreken in andere talen.

Vuurtongen

Pinksteren is een feest, want God wil door Zijn Heilige Geest wonen in ons hart. Hij rust ons toe met goddelijke kracht. Het is de kracht om Zijn wet te onderhouden. Deze kracht oefent Hij uit door de wet in ons hart te schrijven. Het is de kracht om staande te blijven als de boze ons aanvalt en om vrijmoedig te getuigen van Jezus Christus.

Als de Heilige Geest in je woont, dan wil je vanzelf God dienen. Niet gedwongen, maar vrijwillig. Uit liefde. Van binnenuit. Innerlijk gemotiveerd! Dan groeit de liefde in je ziel. Dan schrijft God Zijn wet in je hart. Pinksteren betekent: de Heilige Geest schrijft Gods wet in ons hart.

Weet u ook wat het betekent? Als God Zijn wet schrijft in je hart, dan neem je dat steeds mee in je leven waar je ook naar toe gaat, wat je ook doet. Dat is anders dan de twee stenen tafelen van Mozes die niet overal meegenomen kunnen worden.

Wat neemt iedereen tegenwoordig overal mee? Mobiele telefoon, toch? Desondanks kan je wel een keer vergeten om je mobiele mee te nemen. Of vergeet je waar je het neergelegd hebt.

Zoeken

Maar als God Zijn wet schrijft in je hart, dan zul je dat niet kwijt raken.
Wat anders dan de twee stenen tafelen van Mozes waarvan de plaats nu onbekend is. De Heilige Geest zorgt dat we God kennen. Steeds beter. Steeds persoonlijker. Wat een vreugde! Mogen we steeds verlangen om God meer en meer te leren kennen: door gebed, het lezen van Zijn Woord, door de ontmoeting met God in Zijn huis.

Weet u ook wat bijzonder is? Paulus zegt dat wat de Geest in ons hart schrijft, te lezen is door de mensen om ons heen. ‘U bent zelf een brief van Christus’. Inderdaad. Op het Pinksterfeest konden de mensen die een andere taal spraken, toch de leerlingen van Jezus begrijpen in hun eigen taal. Dat is het werk van de de Heilige Geest: dat de mensen Gods grote daden horen in de taal die ze begrijpen (Hand. 2:5-11). Laat het niet zo zijn dat de mensen om ons heen die juist vaak dezelfde taal spreken als wij, ons niet begrijpen. Leef als een brief van Jezus die gelezen kan worden door iedereen. Wees een brief die niet eerst ontcijferd hoeft te worden. Wees een brief van Christus die niet verborgen is.

Hartslag

Niet iedereen wil of kan de Bijbel lezen, maar de mensen zien ons leven elke dag. Laat de mensen uw leven, jouw leven en mijn leven zien en lezen als het goede nieuws: dat het geloof in Jezus het verschil maakt! Zo mogen we samen getuigen zijn van onze Here Jezus door de kracht van de Heilige Geest. Gezegend Pinksteren!

Amen.